Vormen van e-learning

ICT kan op verschillende manieren worden ingezet om leren vorm te geven. Dit hangt af van de volgende factoren:

· Formeel – informeel

· Didactiek

· Asynchroon – synchroon

· Mate van technologie

In de praktijk blijkt ICT ook met succes te worden toegepast door de ondersteunende processen effectiever en efficiënter te maken. Denk daarbij aan het ontsluiten van een cursuscatalogus voor medewerkers, waarbij zij de mogelijkheid hebben om zicht online in te schrijven voor een cursus. Hun leidinggevende kan via het Intranet toestemming geven om de cursus te volgen. De afrekening is vervolgens ook geautomatiseerd. Het leerproces zelf wordt niet vormgegeven met ICT.

Formeel – informeel

Van formeel leren is sprake als een leren doelbewust en systematisch plaatsvindt. Een organisatie (school of opleidingsinstituut) is initiatiefnemer van dit leren dat de vorm heeft van een cursus of opleiding. Van informeel leren is sprake als leren meer spontaan plaats vindt, op initiatief van de lerende zelf. Bijvoorbeeld als een projectteam een complexe taak moet uitvoeren. Zij analyseren de situatie, verzamelen informatie, proberen interventies uit en reflecteren op het resultaat. Er is amper sprake van een scheiding tussen leren en werken.
In beide gevallen kan ICT worden gebruikt om het leren vorm te geven.
Voorbeelden van formele vormen van e-learning:
- Online cursus.
- Cursus op een CD ROM.
- Online toets bij een klassikaal verzorgde cursus.
- Virtuele werkruimte voor cursisten om tussen de fysieke bijeenkomsten door aan opdrachten te werken.

Voorbeelden van informele vormen van e-learning:
- Database die geraadpleegd kan worden door medewerkers.
- Collega’s die instant messaging gebruiken om elkaar op afstand om hulp te vragen.
- Professionals die een weblog onderhouden om te reflecteren op hun werk.
- Online community van applicatiebeheerders die van elkaars ervaringen kunnen leren.

Aanvankelijk werd e-learning vooral geassocieerd met formeel leren. Inmiddels wordt meer gekeken hoe ICT gebruikt kan worden om informele manieren van leren te ondersteunen.

Didactiek

Er zijn verschillende theorieën over hoe jongeren en volwassenen leren. Deze theorieën zijn ook van invloed op e-learning.
Het behaviorisme stelt bijvoorbeeld dat je het beste kunt leren bepaalde kennis op te nemen (bijvoorbeeld via een docent die de kennis overdraagt). Veel herhalen en positieve bekrachtiging zijn daarbij van belang. Doet de lerende iets goed, dan wordt hij beloond. Anders “gestraft”. Het sociaal-constructivisme gaat er daarentegen van uit dat er niet zo iets is als “vast staande kennis”. Sociaal-constructivisten willen afstappen van het systeem waarin een docent identieke leerstof in een vaste volgorde instrueert aan een groep lerenden met verschillende leerbehoeften. In plaats daarvan is er een sterke tendens richting het versterken van eigen verantwoordelijkheid van de lerende, het creëren van samenwerkend leren, en het benutten van relevante werkomgevingen als leeromgeving (Rubens & Admiraal, 2003). Lerenden construeren zelf, samen met anderen, kennis.
Binnen de onderwijskunde heeft het zuiver behaviorisme eigenlijk al een jaar of twintig afgedaan. Het is dan ook vreemd dat het behaviorisme binnen e-learning lange tijd dominant was. Veel e-learning aanbod was er op gericht dat lerenden bepaalde leerstof (content) moesten bestuderen. Vervolgens werd via een toets gecheckt of de lerende de stof had begrepen. Leren was ook een individueel proces (de “e” van e-learning stond vaak voor “eenzaam”). De nadruk lag bij e-learning aanvankelijk ook op de technologie, de laatste jaren is er pas expliciet aandacht voor “digitale didactiek” (Simons, 2003).
De lerende krijgt meer grip op het eigen leren en er vindt ook meer samenwerkend leren plaats (bijvoorbeeld bij computer supported collaborative learning).

Een ander didactisch aspect is de mate van begeleiding die lerenden kunnen krijgen. Aanvankelijk heette het dat het onderwijs en de opleidingen dankzij e-learning minder docenten nodig zouden hebben. Lerenden konden binnen veel e-learning cursussen aanvankelijk ook niet terugvallen op begeleiding. Dit bleek lang niet altijd goed te werken. Een begeleider vervult bij e-learning namelijk vier rollen, die niet zo maar “geautomatiseerd” kunnen worden (Cnossen, 2002):

1.     Pedagogisch-didactische rol. 
Hieronder vallen het geven van instructies, het stellen van vragen, het geven van nadere toelichting en feedback of het doen van suggesties. 
Het geven van instructies en feedback èn het toetsen van de voortgang kunnen geïntegreerd worden in online leerstof.  Maar het plegen van interventies binnen elektronische discussies en het doen van suggesties blijven toch vooral een zaak van “mensenwerk”. 

2.     Rol van leermanager. 
Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het toelaten van deelnemers tot een cursus, het bewaken van de voortgang van deelnemers en  het indelen van deelnemers in groepen. Deze rol kan beperkt worden geautomatiseerd.

3.     Sociale rol.
Hieronder valt het creëren van een omgeving waarin deelnemers voor hun mening durven uit te komen, het bewaken van groepsprocessen, stimuleren, aanmoedigen, soms tot de orde roepen.  Deze rol kan niet worden vervangen door technologie.

4.     Rol van de technische ondersteuner. 
Als deelnemers aanlopen tegen technische problemen, dan is de begeleider vaak de eerst aangewezen persoon om hem of haar verder te helpen. Deze rol kan ook worden uitbesteed aan een helpdesk.

Asynchroon – synchroon

Bij het vormgeven van e-learning kun je kiezen voor synchroon of asynchroon leren. Bij asynchroon leren gaat het om een leersituatie waarin de interactie in tijd vertraagd is (Van der Pool & Smits, 2003). Lerenden kunnen onafhankelijk van tijd en plaats in hun eigen tijdschema en tempo leren. Bij synchroon e-learning bevinden de lerenden zich niet op dezelfde plaats, maar voeren zij wel leeractiviteiten op hetzelfde moment uit. Meestal gaat het daarbij om bijeenkomsten die begeleid worden door een moderator of om bijeenkomsten waar één persoon op afstand een inleiding verzorgd (waar anderen dan via hun computer op kunnen reageren). Voorbeelden zijn real-time chat en video of audio conferencing.
Bij synchroon leren kan direct feedback gegeven worden en is de docent of begeleider in staat om de inhoud van de sessie indien nodig aan te passen. Synchrone vormen van e-learning vergen wel meer organisatie (denk aan de logistiek) en zijn minder flexibel (lerenden kunnen minder goed in eigen tijd en tempo leren). 
Meer informatie over synchroon en asynchroon e-learning is te vinden in het artikel “Synchroon en a-synchroon (e)-leren in bedrijf. Praktijkvoorbeelden en succesvoorwaarden” van Han van der Pool en Jeroen Smits.
 
Mate van technologie

Hoe e-learning wordt vormgegeven hangt ook af van het soort technologie dat wordt ingezet en vooral de mate waarin technologie wordt gebruikt. Aanvankelijk werd e-learning vooral vereenzelvigd met volledig online leren. Deze manier van leren bleek in de praktijk lang niet altijd goed te werken.  Veel lerenden stopten voortijdig met de cursus. Vervolgens is men beter gaan nadenken over een wenselijke mix tussen “face-to-face” leren en online leren. Dit wordt “blended learning” genoemd. Er wordt daarbij bijvoorbeeld gekeken naar hoe ICT de fysieke leeractiviteiten kan versterken (“technology enhanced learning”). Volledig online leren vindt meestal alleen plaats als de betrokkenen niet in staat zijn om elkaar persoonlijk te ontmoeten (bijvoorbeeld door grote afstanden).

Bronnen

Cnossen, A. (2002). Trainers over hun vak (2): E-learning/W.Rubens. In: Cnossen, A. en Tjepkema, S. (2002). Het vak van trainer, HRD Thema, jaargang 3, nummer 3

Pool, H, van der en Smits, J. (2003). Synchroon en asynchroon (e-)leren in bedrijf. Praktijkvoorbeelden en succesvoorwaarden. In: Rubens, W. en Tjepkema, S. (2002). E-learning: meerwaarde of meer van hetzelfde? HRD Thema, jaargang 4, nummer 3, 38-46.

Rubens, W. en Admiraal, W. (2003). Samenwerkend leren met behulp van ICT binnen het Europese onderwijs: ervaringen met Synergeia in vier landen. Paper gepresenteerd tijdens de OnderwijsResearchDagen van 7 t/m 9 mei 2003, te Kerkrade. 

Simons, R.J. (2003). Eindelijk aandacht voor de didactiek van e-learning. In: Rubens, W. en Tjepkema, S. (2002). E-learning: meerwaarde of meer van hetzelfde? HRD Thema, jaargang 4, nummer 3, 18-27.

Zie ook:

Wat is e-learning?
Voor- en nadelen van e-learning
Woordenlijst
Achtergrondartikelen van marktspelers